Willem Elsschot
31 mei 1960 overleed schrijver Willem Elsschot , geboren als Alfons De Ridder, zijn echte naam. Hij werd 78.
* Elsschot is vrijwel onbekend bij de jeugd van nu, maar nog steeds een hitwonder bij jonge- en oudere gepensioneerden.
* Die laatste kennen vrijwel nog allemaal de boeken ‘Lijmen’ en ‘Het been’, ‘Kaas’, ‘Het Dwaallicht’ … Om het nog niet te hebben over rauw/oprechte gedichten als ‘Het huwelijk’ en ‘Bij het doodsbed van een kind’.
Poëzie uit andere tijden, maar nog erg fris van de lever. De Nederlandse tekenaar Dick Matena maakte zelfs beeldromans van een aantal werken. Ik kon “Kaas” op de kop tikken.
*** Wie het kerkplein in Blauberg oprijdt, kan niet naast het café ‘De Verlossing’ (huis L) kijken, de titel van het derde boek van Elsschot dat Blauberg als decor heeft.
* De schrijver kwam hier in de Kempen terecht door toedoen van zijn moeder Adèle Van Elst, afkomstig uit buurgemeente Westerlo. Omdat er in Antwerpen risico was op tbc-besmetting, bracht zijn moeder hem graag naar familie in de Kempen. Een gezondheidskuur van toen, zeg maar.
* Pittig détail daarbij is nog dat de vader van Adèle te midden van de Boerenkrijg in Vorst geboren werd. Zijn ouders lieten hem dopen op het onderduikadres van pastoor Meeus die in boerenkleren moest rondlopen tijdens de Besloten Tijd.(lwgh)
* Van zijn vijfde tot zijn 22ste zou de jonge Elsschot hier zijn zomers doorbrengen. Hij wandelde vaak en lang, niet in het minst door Helschot, een stuk bos-en weiland op de grens van Blauberg en Veerle, zeg maar tussen café Mie Maan en de Varendonkse baan. Maar veel contact met de autochtone bewoners had hij niet. Later zou hij wel zijn schrijversnaam Elsschot aan deze omgeving ontlenen.
* Vier jaar lang was Elsschot anoniem Antwerps correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, maar rijk werd hij niet van die schrijverij. Schrijven was trouwens niet zijn fulltime job. Om te kunnen leven met zijn gezin was hij in de eerste plaats reclameman.
GROOTS
* Elsschot zag het wel groots voor die tijd. In 1920 startte hij een reclamebureau en mocht meteen een uitgebreide brochure maken voor de ‘Olympische Spelen 1920’ in Antwerpen.
* Daarna kreeg hij de reclameregie voor de adresboeken van Ratinckx, de voorlopers van de telefoongidsen (de oudere lezers welbekend).
* Elsschot liet ook in eigen beheer de emaillen reclameborden maken voor de kiosken van 236 treinstations. Een erg lonende zaak.
* Ook maakte hij in 1930 het Livre d’Or de l’Indépendance Belge. Zijn eigen luxe-exemplaar gaf hij cadeau aan generaal Lemercier, baas van de Bond van Kroostrijke Gezinnen. Een schot in de roos, want …
* In 1933 verscheen voor het eerst de Almanak der Kroostrijke Gezinnen. Samengesteld en uitgegeven door Alfons de Ridder, met 265 bladzijden advertenties erin. Een overweldigend succes.
* Anno 1940/1941 rolde de laatste van vijf uitgaven van de persen. De oorlog en de Duitsers maakten volgende uitgaven onmogelijk. Later nog werd Elsschot advertentiewerver bij Snoecks (van de gelijknamige almanak).
* Broer Herman – in zijn vroegere functie van algemeen voorzitter van de Grootouders- en Seniorenactie van de Gezinsbond – fotografeerde die almanakken en liet voor het jaar 2019 een gelijkaardige almanak aanmaken (40-jarig bestaan van die Grootouders-en Seniorenactie (GOSA)). Ideaal toen voor een likje bijna dagelijkse geschiedenis.
** In 1960, vlak voor zijn dood op 31 mei, formuleerde Willem Elsschot zijn leven nog als volgt: ‘Ik moest wel reclame bedrijven, want van mijn pen heb ik nooit kunnen leven.’ Voor hem kwamen VTM en Co echter rijkelijk te laat. Dick Matena gaf een aantal van Elsschots werken uit in een getekende versie . Een hebbeding voor de liefhebbers.
* En wat schreef ‘De Kalender met een hoek af’ op 31 mei ? Lees maar…
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
————————————————-
uit: Verzen van Willem Elsschot (1882-1960)